Nos. 3 en 1. De oudst bekende eigenaar van dit huis is Herman Gerardszn Proening van Deventher 1); hij was dit als man van Hillegonda, dochter van Mr. Arnd Kemp Janszn en Margaretha van Kessel Henricksdochter, als hoedanig hij in 1543 (Reg. n°. 164 f. 27 vso) eene grondrente verleende uit huizen, erven en plaats, alsmede uit twee nieuwe daarachter staande huizen, staande en gelegen Achter het Wild Varken tusschen het huis van Everard van de Water ex uno en het huis en overig erf van hem, Herman Pr. van D., ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot zijn huis en overig erf, waarin Jan van Orthen woont.
Voor Schepenen van den Bosch schonk hij in 1554 (Reg. no. 190 f. 334) uuyt goeder gunste ende affectie, die hy tot Elysabeth, natuerlicke dochter Anthonissens van Deventher Gerardtszn., huysvrouw Jans Back van Oysterivyck, is dragende een huis, staande in de Vughterstraat te den Bosch tusschen het zijne ex uno en dat van Henrick Willemszn. ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het erf van hem, schenker; tegenover die schenking deed genoemde Elysabeth afstand van al hare rechten op de goederen van wijlen Gerard Proening van Deventher en zijnen voorzegden zoon Herman.
Hij liet het hierbedoeld huis na aan zijnen zoon Henrick Proening van Deventher, heer van Krimpen aan den IJssel, die dit huis vermaakte aan zijne vrouw Agnes van Nederveen, dochter van Jan, heer van Dirksland en Anna van der Werve, van wie hij geene kinderen had. Zij hertrouwde na zijnen dood met Jor. Willem van Lyer 2), wien zij geene kinderen schonk doch wel dat huis vermaakte; het werd van dezen ge-
| 141 |
erfd door diens zuster Clara van Lyer weduwe van Sebastiaan van Her, welke het 17 Juli 1590 (Reg. n°. 255 f. 39) verkocht aan den linnenkooper Gerard Coenen, zoon van wijlen Dirck Coenen; het werd toen omschreven als volgt: huytingen, henre gronden, voorplaetsse, uutgaende met eene poirte ter stratenwaert, genoempt (de Straat n.l.) Achter d'Wilt Vercken, coicken, brouwhuys, stallinghuys, twee hoven ende ledige gecassyde plaetssen oft gangen tussen beyde ende t'eynden derselve hoven gelegen, eenen put ende een ledich afterplaetsken t'eynden de voirs, hoven ende gangen respective ende een afterhuysken aen 't selve afterplaetsken (waarna nog vermeld wordt dat een aan de verkoopster toebehoorend huis, staande aan de Vuchterstraat, door een gang met eerstbedoeld huis gemeenschap had), soo die by Joncker Willem van Lyer achtergelaten sijn ende by heer Jacob van Brecht, riddere, hoochschouth dezer stadt, sekere jairen herwarts tot nu onlanx toe in hueringe sijn bewoont ende gebruyckt geweest ende haer Joffrouwe Clara alsnu toebehoeren, als (zijnde) derselver (haar) in haren weduwlicken stoel besethende achtergelaeten by Jor. Willem van Lier, haren broeder voirs. in sijn testamente, hebbende deze die geërfd krachtens testament van Jufvr. Agnes van Nederven, zijne vooroverleden vrouw, eerder weduwe van Henrick van Deventer Hermanszn., die ze haar als langstlevende echtgenoote bij zijn testament nagelaten had, „sijnde de ierstvoorgenoemde huysingen, voorplaetse, coicken, brouwhuys, stallinghuys, twee hoven met henre gangen, achterplaetsken ende achterhuysken, gelegen bijnnen deser stadt in de strate genoempt Achter d'Wilt Vercken tusschen huysinge en de erffenisse de wedue Gielissens van Hedel ende hairen kijnderen aan d'een syde ende tussen een huysken en de erve, nu toebehoorende Henricken van Curingen ende Lambrechten van Mol, erffenisse mr. Jans Andriessen, chirurgijn, Jans Janssoen ende Barbara sijn huysvrouwe, dochter Jans van Rossum ende Cornelissens van Dort, screynwereker aan d'ander syde, streckende van de gemeyn straet, genoempt Achter | 142 |
d'Wilt Vercken, tot erffenisse heer ende meester Peeters van de Water, priester ende canoniek der kercke van Sint Jans Evangelist ende erffenisse des voors Cornelissens van Dort; ende het voors. ander huys (dat in de Vuchterstraat n.l.)” enz., stellende zij tot vrijwaring: „haire huysinge, gront, hoff, boomgart ende erffenisse met alle haire rechten, gestaen ende gelegen tot Berlicum ter plaetssen geheyten Middelroy 3); item van haire hoeve, daeraen liggende, soo Marten Jacopszn als hoevenaer die plachte gebruycken ende tegenwoirdelick gebruyet wordt by Henrick Janszn van Kempen; der voorn. Jouffrouwe Clara aencommen ende toebehoorende uuyt crachte des testaments haers broeders voorn." Van genoemden Gerard Coenen Dirckszn., die ook wel gezegd werd koopman in lijnwaad te zijn, erfden het hierbedoeld huis zijne beide dochters, Johanna, huisvrouw van Gillis Hannekaert, koopman te Antwerpen en Anna, echtgenoote van Guilliam van Henxthum genaamd van Delft, rentmeester der stad den Bosch, zoon van Nicolaas; laatstgenoemde man kocht 26 September 1612 (Reg. n°. 283 f. 665) de helft in dat huis, alsmede in het laatstgemeld, in de Vughterstraat staand huis, van zijne genoemde schoonzuster Johanna.
Voornoemde Guilliam van Henxthum genaamd van Delft, die nu heette raad van den Bosch te zijn, verkocht 10 Januari 1620 (Reg. n°. 356 f. 169 vso) als man van Anna Coenen, het hierbedoeld huis, dat toen gezegd werd te zijn: huysingen, gronden, voorplaetsse, nutgaende met eene poorte ter straetenwaert achter d'Wilt Vercken; item een dwershuys als stallinghuys, achterhuys, hoff, bleyckvelt, ledige gecassyde plaetsse, bleyckvelt ende hoff, staende achter d'Wilt Vercken tussen huys ende erve eertijts Jan van der Sluys Janszn. ex uno en tussen het erf eertijts Henrick van Curingen, Jacob Darkennis, Thomas Kars, Joseph van Delft ende Arnd Joachims, schoenmaecker, met meer andere, ex alio, streckende
| 143 |
voor van de straet achterwaerts totten erve heer ende mr. Peter van de Water en meer andere, aan Jor. Erasmus van Grevenbroeck, heer van Mierlo 4); deze was toen reeds weduwnaar van zijne eerste vrouw Johanna Bloeymans, erfdochter van Helvoirt en Zwijnsbergen 5) en stierf in een der door hem, als gezegd, gekochte huizen; zijne tweede vrouw Johanna van Uuytwyck, die waarschijnlijk een meisje uit den burgerstand was, bleef na zijnen dood wonen in het kleinste dier huizen de sydelhuysinge genaamd; het hoofdgebouw daarvan werd toen verhuurd aan eenen ritmeester van Wintelre.
Wat Erasmus van Grevenbroeck als meergezegd gekocht had werd 22 Augustus 1640 (Reg. no. 385 f. 35) toebedeeld aan zijnen zoon uit het eerste huwelijk, Cornelis van Grevenbroeck, heer van Helvoirt en Zwijnsbergen.
Deze had tot vrouw Anna van Eyck, dochter van Floris, heer van Nuenen, Gerwen en Nederwetten en Beatrix Monicx, (dochter van Johan en Isebau de Bever); zij schonk hem deze kinderen:
a. Johan François, heer van Vredendael onder Berlicum, stierf kinderloos omstreeks 1711;
b. Anna Elisabeth, huwde met: 1°. Wolfgangus Wilhelmus von Offenbach; 2°. Johan Carel de Jeger, heer van Lochtenburg;
c. Maria Hildegonda, huwde te Helvoirt 14 Februari 1663 met Hans Caspar de Keverberg, heer van Aldengoor en Haelen, zoon van Lambert en Elisabeth de Pollart 6);
d. denkelijk ook Beatrix van Grevenbroeck, priorin der adellijke Abdij van Dalheim;
e. Hans Hendrik, heer van Zwijnsbergen, huwde 30
| 144 |
December 1675 Anna Elisabeth de Pollart 7), dochter van Dirk, heer van Exaeten. Het hierbedoeld huis werd van meergenoemden Cornelis van Grevenbroeck geërfd door diens dochter Maria Hildegonda, echtgenoote van genoemden de Keverberg, van wie het weder erfde hunne dochter Johanna Maria Elizabeth de Keverberg, huisvrouw van Charles Emanuel de Keverberg genaamd van Mewen, heer van Lintzenich, zoon van Rudolph en Marguerite de Colyn, erfdochter van Lintzenich; deze verkocht dat huis 12 Februari 1694 (Reg. n°. 508 f. 318) aan Maria Herinx weduwe van Johan van Kessel, woonachtig te den Bosch, in Dl. I blz. 179 reeds genoemd; het werd toen omschreven als volgt: eene schoone ende wel gelege huysinge met eenen hoogen toorn, poortte, hoff, erve ende achterhuysen, met henne rechtten ende toebehoortten, gestaen ende gelegen tegensover het Wilt Vercken, binnen dese stadt, tusschen den huyse van de weduwe van den Procureur van Campen, ex uno, ende den huyse van Egbert van Santten, ex alio, gebruyckt ende bewoont wordende bij de postmeester van de Graeff ende Johan 't Hooft, welcke voors. huysinge ende erve Maria Hildegonda van Grevenbroeck vercregen heeft by testamente van haer Ed. Ouders zaliger memorie, den Hooch Ed. Geb. Heere Cornelis van Grevenbroeck, in sijn leven heer van Helvoirt ende Swynsbergen, ende de Hooch Ed. Geb. Vrouwe Anna van Eyck, te samen gemaeckt voor den notaris Johan van de Vyver te 's Gravenhage op 20 Nov. 1660.
Zooals uit vorenstaande akte blijkt was dit huis voor een deel verhuurd aan den postmeester van de Graeff 8),
| 145 |
wiens voornaam was Johan. Hij hield er zijn kantoor voorde door hem uitgeoefend wordende wagenposterij van den Bosch op Maastricht, waarover van Heurn Historie III p. 268 het volgende mededeelt: „In het begin des jaars 1679 werd door Johan van de Graaf, inwoner alhier, uitgedagt om eenen geregelden postwagen van deeze stad naar Maaztricht te doen rijden: hiervan gaf hy kennis aan den Prinse van Oranje, die zulks goedkeurde, doch het gevoelen der Regeering (van den Bosch n.l.) daarover innemen wilde. Hij leverde derhalve zijn ontwerp dezelve over, welke dit in handen van eenige Gemagtigden stelden om het te onderzoeken en vervolgens het gevoelen der Regeering den Prinse over te zenden. Ik heb hiervan niets meer gevonden dan dat de Staaten (Generaal) op den vierden April 1679 den gemelden van de Graaf voor den tijd van zes en dertig jaaren een uitsluitend voorregt verleenden om die wagenpostery op te regten; dit postveer is tot heden in goeden staat gebleven 9)." By dat octrooi werd uitdrukkelijk onder bedreiging eener boete van fl 12 verboden het vervoer van brieven in prejudice der postery, wat nog in 1688 herhaald werd 10), doch dat verbod werd op verzoek van genoemden van de Graeff in 1701 ingetrokken en toen werd hem ook de vergunning verleend om brieven te vervoeren. Naar het beroep, dat van de Graeff in het hierbedoeld huis uitoefende, kreeg het den naam van het posthuis op Maastricht.
| 146 |
Ook nadat genoemde Johan van de Graeff was komen te overlijden, werd door diens erven daarin nog de wagenposterij op Maastricht uitgeoefend, totdat zij 28 Februari 1763 (Reg. n°. 578 f. 259 vso) het recht daarop verkochten. Zij waren zijne kleinkinderen en schoondochter, met namen:
a. de kinderen van mr. Herman van Breugel, president-schepen van den Bosch en proost van de Ill. L. V. Broederschap aldaar en Jeannette van de Graeff, met namen: Evert van Breugel, schepen van den Bosch; Cornelia Maria van Breugel, gehuwd met Willem van der Colff, burgemeester te Woudrichem; Henrietta Johanna van Breugel, gehuwd met Hieronimus Leonard Hoogstad, commies ter Generaliteit wegens Friesland; Antonia Elisabeth van Breugel, gehuwd met Hendrik Drieling, ontvanger te Kleef; Bertruda Agatha van Breugel, weduwe van Severinus van den Pavort, kommandant van het fort Isabella; wijlen Jacobus Festus van Breugel, havenmeester te den Bosch, voor wien bij plaatsvervulling optraden zijne beide dochters, zijnde zij met hen allen gerechtigd voor 1/3;
b. Antonia Elisabeth Uleus, weduwe en erfgename van Hendrik Antony van de Graeff, schepen van den Bosch en zoon van den postmeester Johan van de Graeff voornoemd, ook voor 1/3;
c. de kinderen en erfgenamen van Adriaan Hanedoes; Tjerk Hanedoes, dijkgraaf van het Nieuw Land van Altena; Isaacq Hanedoes, predikant in de beide Egmonden; Johan Hanedoes, medicinae doctor te Amsterdam; Sara Bartruda Rauws, weduwe van Adriaan Hanedoes, gesubstitueerd baljuw te Woudrichem; Helena Hanedoes, weduwe van Pieter Rauws, burgemeester aldaar en Johanna Cornelia Hanedoes, weduwe van Dirk Willem Keyser, zijnde met hen allen ook voor 1/3 gerechtigd in het octrooi voor voorschreven postdienst,
Kooper daarvan werd toen Johan Hutmann, wonende te 's-Hertogenbosch, in Dl. I blz. 213 reeds genoemd. Hij kocht van hen niet alleen het recht van octroy van de wageposterye van de stad van 's Hertogenbosch op die van Maastricht en vice-versa, maar ook een huis met stal, staande te Eindhoven
| 147 |
nabij de Stratumsche brug naast het huis van Oranje-Nassau, alsmede vier koetsen of berlijnen, twee bolderwagens, zes postchaisen, twee halve chaisen en eenige postpaarden met hunne tuigen. De wagenposterij van den Bosch op Maastricht is daarop, zooals wij in Dl. I blz. 213 ook reeds zagen, overgebracht naar het huis in de Postelstraat, thans genummerd 64.
Het huis, genaamd het posthuys op Maastricht kwam na doode van Maria Herinx, weduwe van Johan van Kessel, aan hunnen zoon Johan van Kessel, plebaan en pastoor van de parochie van St. Jan te den Bosch 11); van hem erfden van dit huis de sydelhuysinge: zijne oomzegster Maria Agnes van Kessel, dochter van Balthasar Willem van Kessel en Agnes Maria Driessens Opheyde, en weduwe van mr. Andreas Ignatius Vercamp, zoon van mr. Johannes Benedictus en Maria Catharina van Emmerick, (dochter van Andreas en Maria Godefrida van Engelen); het hoofdgebouw: zijn oomzegger, Maurits van Kessel, woonachtig te den Bosch, broeder van Maria Agnes van Kessel voornoemd; deze had het 6 Nov. 1730 bekomen bij scheiding en deeling met zijnen broeder en zusters: Ignatius, Maria Agnes, Johanna, Hendrina, Adriana, Lucretia en Petronella van Kessel; hij verkocht het 19 Juli 1738 (Reg. no. 559 f. 144), als wanneer het werd omschreven als: eene groote, schoone, wel gelegen huysinge, met sijn tooren, poorte, agterplaats, hof, stallingen, koetshuysen, bewoond door na te noemen koopster en begrensd ex uno door het huis der weduwe Andreas Vercamp en ex alio door dat der erfgenamen van Abraham Hubert, aan zijne moeder, genoemde Agnes Maria Driessens Opheyde, toen weduwe van Balthasar Willem van Kessel. Van haar erfden het hoofdgebouw hare kinderen Ignatius en Hendrina van Kessel; nadat deze laatste van haren genoemden broeder diens helft daarin had gekocht, verkocht zij het 6 Juni 1777 (Reg. no. 585 f. 81 vso) aan Johannes Baptist
| 148 |
van Bommel, woonachtig te den Bosch 12); deze was geboren te Leiden 12 Aug. 1731 en zoon van Joannes van Bommel, geboortig van Tilburg, en Elisabeth van Anrae (uit Amsterdam) en huwde met 1°. 1756 Joanna Maria Antonia Nagelmaeckers, dochter van mr. Petrus en diens tweede vrouw Catharina Huygermans; (zij overleed kinderloos); 2°. Maria Agnes Vercamp, dochter van mr. Andreas Ignatius Vercamp en Maria Agnes van Kessel, hiervoren reeds genoemd; zij zal hem wel de sydelhuysinge van het posthuys op Maastricht, die geërfd was door hare zuster Maria Joanna Vercamp, welke jong en ongehuwd overleed, ten huwelijk aangebracht hebben en zoo was dan nu weder dit geheele huis in één hand. Genoemde Johannes Baptist van Bommel had van zijne tweede vrouw o.a. een zoon mr. Gerardus Andreas Martinus van Bommel, burgemeester van Leiden, 1815 in den Nederlandschen adel verheven 13), wiens afstammelingen thans zijn uitgestorven, alsmede een zoon Jacobus Cornelius Balthazar van Bommel, die huwde met Rufina Jacoba Maria Half-Wassenaer van Onsenoort; hun eenige thans nog in leven zijnde mannelijke afstammeling is hun achterkleinzoon Jhr. Jan Baptist van Bommel, geboren te Vught 5 Januari 1888.
Het Posthuis op Maastricht behoorde later aan Gijsbertus Buysen, lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, overleden te den Bosch 2 Mei 1862; hij liet van zijne vrouw Maria Agnes Loutermans, gestorven te den Bosch 29 April 1875, slechts één kind na, Maria Buysen, welke aldaar op jeugdigen leeftijd 6 Juli 1876 overleed; hare erfgenamen hebben daarop den 28e December van dat jaar dit huis verkocht aan
| 149 |
de in 1867 in den Bosch opgerichte Sociëteit de Katholieke Kring, die tot dusver gevestigd was in het koffiehuis de Plaats Royaal aldaar; haar bestuur deed daarop dit huis geheel afbreken en bouwde daarvoor hare tegenwoordige sociëteit in de plaats. In 1689 deed de stad den Bosch door Jacobus Smits maken eene pomp Achter het Wild Varken tegenover het Posthuis, daer de postwaegens afryden op Maestricht. Denkelijk kwam die pomp te staan op de Dieze aan den hoek van de straten Achter het Verguld Harnas en Achter het Stadhuis, welk gedeelte der Dieze eerst in 1840 is overbouwd geworden met het hoekhuis, dat er thans boven staat.
| 150 |
Noten | |||||
1. | Hij stierf 16 September 1550, zijne vrouw Hillegonda Kemp 23 Augugtus 1545; op de grafzerk, welke boven hunne graven in de St. Janskerk te den Bosch ligt, wordt zij van der Does genaamd. Haar man hertrouwde na haren dood met Jutte van Vechel. | ||||
2. | Hij en zijne vrouw werden in de tegenwoordige Protestantsche kerk te Berlicum bij den Bosch begraven. | ||||
3. | Blijkbaar is hiermede Seldensathe bedoeld. | ||||
4. | Men zie de genealogie zijner familie in Taxandria VIII blz. 1 en volgende. | ||||
5. | Taxandria XII p 258. | ||||
6. | Zij was eene dochter van Andries de Pollart, heer van Exaeten en Barbara van Eyck, die weder een dochter was van Goijart van Eyck, heer van Zeelst en Elisabeth Proening van Deventher. | ||||
7. | Haar zoon was Cornelis Henricus van Grevenbroeck; diens weduwe Isabella Maria de Gulpen en hun beider zoon Theodorus van Grevenbroeck verkochten Zwijnsbergen 31 October 1718 aan mr. Hendrick Bernardus Martini, schepen van den Bosch. | ||||
8. | Den 18 Januari 1678 werd in de St. Janskerk te den Bosch een van de Graeff begraven met deze kwartieren:
In eene Schepenakte van den Bosch van 1703 compareerde Margaretha Crul wed mr. Isacq van de Graeff, schepen van en rentmeester der kerken van die stad. | ||||
9. | Over de wagen posterijen van den Bosch zie men nog van Heurn Historie III, p. 268, 316, 321, 365; IV. p. 158 en 179 en St. Hanewinkel Gesch. en Aardrijksk. Beschr. der stad en Meierij van 's Bosch p. 226 en 229. | ||||
10. | Mr Dr. J.G. Overvoorde Geschiedenis van het postwezen in Nederland vóór 1795 p. 422. | ||||
11. | Men zie over hem Schutjes Gesch. van het Bisdom 's Bosch IV p. 317 en Hezenmans 's Bosch 1629-1798 p. 354. | ||||
12. | Den 7 Sept. 1774 had hij van Mr. Jan Hendrik van der Does, oud-schepen van den Bosch; van Maria Margaretha Bosschaert, huisvrouw van Mr. Johan Hendrik van der Does, secretaris van politie der stad | ||||
. | Utrecht en van hunne kinderen: Hester, Maria, Willem, Jan en Isaacq van der Does gekocht de Baasterhoeve (Schepenreg. van den Bosch no. 584 fol. 61). Van hem erfde dit goed zijne dochter Maria van Bommel, echtgenoote van den landdrost Mr. Paulus Emmanuel de la Gourt. | ||||
13. | Hij vermeerderde zijn wapen met een hartschild, zijnde het wapen van Kessel, omdat zijne grootmoeder eene van Kessel was. |
1910 | F.J. Harends (kastelein) - Societeit de Katholieke Kring |
1919 | wed. P. v.d. Broek - F. van Keizerswaard (kastelein Kath. Kring) - Societeit de Katholieke Kring |
1928 | L.A. v.d. Broek |
1943 | E.M. Coenders (schoonheidsspecialiste) |
1881 | wed. J. Cleerdin (societeit) |
1908 | F.J. Harends (kastelein) - Societeit de Katholieke Kring |
1943 | C.J.M. Braat (winkelchef) |